maandag, december 08, 2008

Interview Cristovam Buarque

Geïnteresseerden in Braziliaans hoger onderwijs opgelet: het tijdschrift Transfer heeft deze maand een Brazilië-special. Daarin onder meer dit interview met oud-minister van Onderwijs Cristovam Buarque.
-------------------------------------------------------------------------------------
Universiteiten die zich afschermen voor internationalisering, verliezen op den duur hun bestaansrecht. Dat stelt de Braziliaanse senator Cristovam Buarque (64), oud-rector van de Universiteit van Brasilia, oud-onderwijsminister en één van de belangrijkste denkers over onderwijs in zijn land. “Over een jaar of dertig à vijftig vormen universiteiten één wereldwijd netwerk.”

Na het passeren van de veiligheidspoortjes van de ‘tweelingtorens’ van het Congresgebouw in Brasilia wacht het Nederlandse bezoek een tegenvaller. De senator is er niet op het afgesproken tijdstip. Hij is druk met een filmpje voor de zendtijd van politieke partijen, aldus zijn voorlichter.

Wat nu? Gelukkig wordt er naar goed Braziliaans gebruik snel een oplossing gevonden. We gaan de senator achterna in een glimmende dienstslee en treffen hem vijf kilometer verderop in een studio waar het interview alsnog kan beginnen.

Algauw blijkt dat internationalisering in het hoger onderwijs Buarque aan het hart gaat. “Het akkoord tussen Nuffic en Capes is erg belangrijk voor Brazilië. Ten eerste omdat we achterlopen bij Europa. We kunnen dus alleen maar beter worden van samenwerking."

"Ten tweede zie ik het als een nieuw stapje in een niet te stuiten ontwikkeling. Op middellange termijn komen universiteiten over de hele wereld met elkaar in contact te staan. Er ontstaat een universele ‘oceano cognos’ en we moeten onze kennis halen waar die is. Aan de andere kant zal het voor een Nederlandse biologiestudent makkelijker worden om een vak over de Amazone aan een Braziliaanse universiteit volgen.”

Buarque, in 2006 nog presidentskandidaat nadat hij drie jaar eerder door president Lula aan de kant was gezet als onderwijsminister, bespeurt onder Braziliaanse ho-instellingen “wil” en “besef van de noodzaak” om werk te maken van internationalisering. Wel vindt hij dat sommige vakgebieden nog onnodig huiverig zijn voor het accepteren van in het buitenland behaalde diploma’s.

“Vooral bij traditionele opleidingen als Geneeskunde of Rechten heerst een protectionistische houding. Het is vrijwel onmogelijk om buitenlandse diploma’s te laten erkennen.”

Om uitwisseling tussen Nederlandse en Braziliaanse instellingen te stimuleren vindt Buarque het “van groot belang” dat de overeenkomst tussen Nuffic en Capes uitmondt in een joint-degree-programma. Voorlopig deelt Brazilië die alleen met Frankrijk, Duitsland en Argentinië.

Braziliaanse studenten die met een beurs in het buitenland gaan studeren, doen dat doorgaans aan een Amerikaanse of Europese universiteit. Uit gegevens van de OCDE blijkt dat ruim 30 procent voor de VS kiest, gevolgd door Frankrijk, Spanje en Duitsland met elk bijna 10 procent.

Buarque, doctor in de Economie (Sorbonne), is blij dat hij zelf in Europa is gepromoveerd. Samenwerking met het “continent van onze wortels” vindt hij nog belangrijker dan met de VS en de rest van Latijns-Amerika. “Europese universiteiten hebben een meer open visie en een gevarieerder aanbod dan Amerikaanse instellingen.”

Volgens de oud-rector is de aantrekkingskracht van de VS onder Braziliaanse studenten bovenal een kwestie van faciliteiten. “Europa zou meer kunnen doen om buitenlands talent te lokken. De Amerikanen geven traditioneel veel meer beurzen dan Europa. Meer Engelstalig onderwijs zou ook helpen. De taalbarrière naar het Engels is voor Braziliaanse studenten kleiner dan naar Nederlands of Duits.”

Zodra Buarque over het onderwijs in eigen land komt te spreken, wordt de toon somberder. Hij vindt dat Brazilië nodig toe is aan een ‘onderwijsrevolutie’, een term waar de bevlogen senator weinig vrienden mee maakte binnen het gematigde kabinet Lula I.

“Ons hoger onderwijs staat er nog het beste voor. Maar het probleem is dat slechts een derde van de leerlingen de middelbare school afmaakt. En hun niveau is gemiddeld laag. Dat dwingt universiteiten de lat lager te leggen.”

Derhalve raadt hij buitenlandse studenten aan hun opleiding in Brazilië zorgvuldig te selecteren. “Onze universiteiten hebben goede opleidingen, maar niet één biedt louter hoge kwaliteit. Zelfs aan de gerenommeerde Universiteit van São Paulo zijn opleidingen afgekeurd.”

Het goede nieuws, zo stelt Buarque, is dat Braziliaanse ho-opleidingen strak en gedetailleerd geëvalueerd worden en dat de beoordelingen toegankelijk zijn op internet. Voor master- en PhD-opleidingen is dat de driejaarlijkse evaluatie van Capes.

Daarnaast wordt alle 2270 Braziliaanse ho-instellingen de maat genomen via de net vernieuwde kwaliteitsindex van het ministerie van Onderwijs, de zogeheten IGC. Deze houdt naast de bevindingen van Capes rekening met de kwaliteit van lagere opleidingen, laboratoria, bibliotheken, docentencorps, curricula en – een noviteit – de sociale impact van de opleiding.

“Zo wordt een extra punt toegekend aan medische opleidingen die een redelijk aantal artsen voor de basiszorg afleveren. Ik juich dat toe, want specialistenzorg voor de rijken heeft Brazilië genoeg,” zegt de linkse senator.

De eerste, voorlopige IGC-cijfers zijn echter kritisch ontvangen in het veld. Zo vindt de bekende onderwijsanalist Simon Schwartzman dat de index te veel criteria op een hoop gooit en daarmee zijn doel – inzicht geven in sterke en zwakke punten van ho-instellingen – voorbij schiet.

“Waar is het goed voor om te weten dat de Federale Universiteit van Rio de Janeiro 35e staat in de index? Helpt dat studenten die overwegen zich aan te melden voor Economie, Medicijnen, Lichamelijke Opvoeding of een PhD biofysica?”, vraagt hij zich retorisch af op zijn weblog.

Ook stelt Schwartzman dat de IGC de toegevoegde waarde van opleidingen niet blootlegt, omdat geen rekening wordt gehouden met het beginniveau van studenten. Dat geeft volgens hem een vertekening ten gunste van publieke instellingen, die door hun betere reputatie betere leerlingen aantrekken dan de privésector.

Terwijl buitenlandse kenniswerkers in Brazilië meestal op publieke universiteiten belanden, is ruim 80 procent van de Braziliaanse studenten aangewezen op privé-universiteiten. Vooral in de jaren negentig is hun aantal enorm gegroeid, een ontwikkeling die Buarque ondanks hun mindere kwaliteit als positief beschouwt. “Twintig jaar geleden was er in kleinere steden in het binnenland helemaal geen hoger onderwijs. Nu wel, en meestal zijn dat privé-instellingen.”

Onder de huidige Braziliaanse regering komt daar langzaam verandering in. Het aantal studieplekken aan federale universiteiten moet volgend jaar zijn verdubbeld tot 227.000 (ten opzichte van 2003), en daarbij is regionale spreiding het uitgangspunt.
“Een goede zaak, want veel te veel studenten stoppen uit geldgebrek voortijdig met hun studie”, zegt Buarque.

Vreemd genoeg zijn het in Brazilië vooral de rijkere studenten die profiteren van het goede gratis onderwijs van publieke universiteiten. De toelatingstoetsen zijn namelijk zo scherp dat kandidaat-studenten van de slechte openbare middelbare scholen er nauwelijks aan te pas komen tegen leerlingen van dure privéscholen.

Om deze scheve situatie te corrigeren heeft de regering voorgesteld de helft van de plekken op federale universiteiten te reserveren voor leerlingen van openbare middelbare scholen. Zo’n 20 procent van deze plekken wordt bestemd voor zwarte en indiaanse studenten, afhankelijk van de bevolkingssamenstelling van de betreffende Braziliaanse deelstaat. Het controversiële wetsvoorstel, dat Buarque als voorzitter van de onderwijscommissie door de senaat heeft gekregen, lijkt alleen muurvast te zitten in de Kamer van Afgevaardigden.

Vooruitlopend zijn meer dan zestig federale universiteiten op eigen houtje begonnen met selectie op basis van huidskleur. Uitgangspunt daarbij is de zelfperceptie van de kandidaat-student. Ofwel, wie zich zwart beschouwt, is zwart. Bij volkstellingen is dat ruim 5 procent van de Braziliaanse bevolking (zo’n 55 procent noemt zich blank en 40 procent halfbloed), maar dat percentage is aan de poort van de universiteit gestegen.

Tegenstanders van rasquota wijzen vaak op een relletje op Buarques Universiteit van Brasilia, die meedoet aan de positieve discriminatie. Toen zich daar een eeneiige tweeling met een zwarte vader en een blanke moeder aanmeldde als zwart, werd de ene broer op basis van een foto toegelaten, terwijl de ander te bleek werd bevonden door de ballotagecommissie.

“Dat was een misser die niets af doet aan de noodzaak van de wet”, verdedigt Buarque. “Het is goed dat meer Brazilianen zich zwart verklaren, dat bestrijdt het vooroordeel. Critici beweren ten onrechte dat kleur er niet toe doet in een gemêleerd land als Brazilië.

Maar hoeveel zwarte rectoren van universiteiten zijn er dan? Juist, nul. We moeten de kleur van onze elite zien te veranderen. Ik zou dat liever niet via quota doen, maar via goede openbare basis- en middelbare scholen. Maar dat gaat zeker twintig jaar duren.”

Zoals het een Braziliaanse politicus betaamt mag Buarque graag een vergelijking trekken met voetbal. “Brazilië heeft nog nooit een Nobelprijs gewonnen, maar we produceren de ene na de andere voetbalster. Hoe komt dat? Kijk, iedere Braziliaan, arm of rijk, heeft wel gelegenheid om een balletje te trappen. Maar lang niet iedereen kan naar een fatsoenlijke school. Voetbal laat zien wat mogelijk is op een gelijk speelveld.”

Geen opmerkingen: