maandag, december 29, 2008

Mes in zieke Chileense zalmindustrie

Uit de Financiële Telegraaf.
-----------------------------------------------------------------------------------
Chili’s opmars tot ’s werelds grootste producent van kweekzalm is een halt toegeroepen door een virus. Pech voor de Rabobank, dat vorig jaar de Chileense HNS-bank overnam en 10 procent van zijn leningen in het Zuid-Amerikaanse land in de zalmsector heeft uitstaan.

“Chileense zalm is te snel gegroeid”, zegt de Rabo-topman in Chili, Thos Gieskes, in een interview op het hoofdkantoor in Santiago.

Zalm komt van nature niet voor in zuidelijke wateren, maar toch is wereldwijd één op de vier geconsumeerde zalmen Chileens. Begin jaren tachtig begon Chili naar Noors concept zalm te kweken in drijvende kooien in de koude fjorden langs de zuidkust.

De productie werd steeds intensiever, totdat vorig jaar ISA (‘Besmettelijke Bloedarmoede bij Zalmen’) uitbrak. Het virus doet de vis langzamer groeien, waardoor deze te klein en te duur geoogst wordt.

ISA trof eerder ook grote concurrent Noorwegen en andere zalmlanden, maar raakt Chili harder, op een moment dat de sector volgroeid is.

Chileense zalmkwekerij

De bond van zalmproducenten SalmonChile verwacht dat de export, in 2007 nog goed voor 1,6 miljard euro, volgend jaar 15 tot 20 procent slinkt. Er zijn al 4000 banen gesneuveld. Reden voor de Chileense regering om deze maand honderden miljoenen euro’s in een reddingsplan te pompen.

Dat plan behelst een reeks sanitaire verbeteringen die de Chileense zalm op den duur sterker zullen maken, stelt Gieskes. “Het aantal vissen per kooi wordt verlaagd. En waar producenten voorheen op een kluitje kweekten, concentreren ze hun bassins nu in verschillende fjordarmen.”

ISA, dat voor mensen ongevaarlijk is, kan zich via vissenpoep razendsnel verspreiden in water.

De Rabo-topman verwacht dat het herstel door de trage groeicyclus van zalmen zo’n twee moeilijke jaren zal vergen. “Maar de sector is zonder twijfel levensvatbaar. We gaan dus gewoon door met financieren. Onze klanten zijn de grootste spelers in de markt en hebben genoeg vet op de botten om aan hun verplichtingen te voldoen.”

De vroegere HNS-bank schreef vorig jaar rode cijfers, maar de totale activiteiten van de Rabobank in Chili waren goed voor een nettowinst van circa 7,5 miljoen euro.

Chili hoort naast koper en zalm ook bij de top vijf producenten van appels, tafeldruiven, kiwi's, avocado’s en bessen. Food- en agrimarkten waarbij de Rabobank zich thuis voelt, aldus Gieskes.

"Bovendien is het een stabiel land met een marktvriendelijke overheid. Door het inlijven van een lokale bank breiden we onze portfolio uit naar het MKB en middelgrote boeren."

woensdag, december 17, 2008

Wiedergutmachung in Chili

Column uit de krant van vandaag.
------------------------------------------------------------------------------------
Benieuwd hoe het is om een weekendje uit te blazen in een voormalig martelkamp? Op zoek naar een bijzondere locatie voor een bruiloft? In een idyllische vallei aan de voet van de Chileense Andes prijst het griezeldorp Colonia Dignidad zich tegenwoordig aan als toeristische trekpleister.

De Duitse kolonie leefde onder de knoet van de pedofiele nazipastoor Paul Schäfer veertig jaar volledig afgesloten van de buitenwereld. Een ideale plek om lastpakken af te tuigen en te laten verdwijnen, zo vond oud-dictator Pinochet. Met de arrestatie van Schäfer in 2005 kwam een einde aan het sinistere heilstaatje. De achterblijvers doopten het dorp om tot Villa Baviera en werken nu hard aan de ‘Wiedergutmachung’.

Verdwenen zijn de wachttoren en de muur rond het enorme terrein. Terwijl hier drie jaar geleden nog raketwerpers, een gifpijltjes schietende camera en een tank werden gevonden, wordt het bezoek nu ‘Wilkommen’ geheten door een dame in bloemetjesjurk bij de ingang.

Verderop in restaurant Zippelhaus smelt de varkenspoot op de tong zo mals. De knusse hotelletjes in Duitse stijl steken schilderachtig af tegen besneeuwde bergtoppen, meertjes en weelderige dennenbossen. Geen wonder dat Schäfer zijn oog liet vallen op deze Zuid-Amerikaanse uitvoering van het Zwarte Woud.

“Ook wij bewoners hebben veel geleden”, verzekert Anna Schnellenkamp, de drijvende kracht achter de wederopbouw van Villa Baviera. Zaken als telefoneren, studeren of de liefde bedrijven waren al die tijd taboe. Mannen en vrouwen leefden gescheiden en werden gedrogeerd om de lusten te temmen. Maar nu beleeft de uitgedunde kolonie een heuse babyboom.

Anna Schnellenkamp

“Ik ben op mijn 40e alsnog getrouwd”, vertelt Jurgen Szurgeles, die door de grote leider werd misbruikt en als slaaf op het land moest werken. “Nu heb ik een salaris, een mobieltje en draadloos internet om te skypen met Duitsland. We hebben weer toekomst.”

Het slechte nieuws is dat de kolonie door een serie rechtszaken financieel kopje onder dreigt te gaan. “Toerisme is onze enige kans om uit het dal te komen,” aldus Schnellenkamp.

De Oktoberfeesten kwamen dit jaar nog te vroeg. Maar voor volgend jaar is het plan om de bittere nasmaak van het verleden weg te spoelen met liters Duits bier.

zondag, december 14, 2008

Zondagpagina mennonieten

Uit de krant van vandaag.
-------------------------------------------------------------------------------------
Mennonieten zijn al eeuwen op de vlucht voor de vooruitgang. Maar de streng protestantse volgelingen van de Friese priester Menno Simons worden ingehaald door de globalisering, tot in de binnenlanden van Paraguay aan toe. “Je kunt je niet eeuwig blijven verstoppen voor moderne invloeden.”

J.E. Estigarribia, een gemoedelijk stadje in het zuiden van het Zuid-Amerikaanse land, is van een prettige overzichtelijkheid voor een nieuwkomer. Algauw blijkt alles wat aan de ene kant van de hoofdweg ligt eigendom van de mennonieten te zijn. Aan de andere kant van de weg wonen de latino’s.

“Het leven is hier goed zonder Paraguayanen”, aldus de blonde verpleegster Tina Sawotszky in Kolonie Sommerfeld, in het achterland van de Germaanse helft van het stadje. Vanwaar die afstand tot de lokale bevolking, ze woont toch in Paraguay?

“We hebben gewoon weinig gemeen. Ons bloed is anders”, zegt ze in een mix van Hoogduits en Plautdietsch, de taal van de mennonieten die doorspekt is met oud-Nederlandse klanken.


Tina Sawotszky

De migranten voelen zich openlijk de meerdere van de bewoners van hun gastland, zo blijkt tijdens een driedaags bezoek. Ze noemen de Paraguayanen steevast lui en onverantwoordelijk, doch zeer sympathiek.

Vermenging wordt koste wat kost vermeden. Een bewoner van de kolonie die het aanlegt met iemand van de andere kant van de weg, riskeert verstoting uit de hechte gemeenschap. En daarmee een ongewis leven in een vreemde buitenwereld.

In Paraguay leven zo’n 30.000 mennonieten, meer dan waar ook in Zuid-Amerika. En ondanks dat velen een dikke halve eeuw na aankomst nog met één been in het vorige gastland Canada staan – het Canadese paspoort wordt aangehouden voor mindere tijden – hebben ze zich uit het niets opgewerkt tot grote soja-, vlees- en melkboeren in het straatarme land.

Door het economische succes zijn vooral de rijke mennonietenkoloniën in het noorden van het land steeds verder uit hun schulp gekropen. Drie mennonieten traden zelfs toe tot de vorige Paraguayaanse regering, een ongekende stap voor de doopsgezinden die zich altijd verre van de wereldlijke macht hielden. Onder de oerzuinige minister van Financiën Bergen Schmidt werd een groot deel van de staatsschuld afbetaald.

Mennonieten van de oude stempel gaat dit soort integratie veel te ver. Maar ook in een meer behoudende kolonie als Sommerfeld brokkelt de anti-moderne mores langzaam af.

Binnen de enclave is internet verboden, maar de eigen bloeiende meel- en soja-coöperatie in het stadje kan gewoonweg niet meer zonder. En waar auto’s in de strengste dorpen in de omgeving nog als duivels worden gezien, staan in Sommerfeld al Land Rovers op het erf.

Sommige bewoners hebben thuis een tv (“wel een doek overheen gooien als er bezoek komt”). “Ik heb zelfs mobiele telefoons gezien,” gruwelt viervoudig overgrootmoeder Tina Schröder, die het bezwaar van elektronica vindt dat deze “extreem gedrag” uitlokken.

“Er zijn veel demonen rond ons”, zegt de “bezorgde” tegelhandelaar Johan Hildebrand Klaasen, voordat hij het bezoek uit Nederland vraagt of “dat naast Pruisen ligt.”

De grens van het toelaatbare schuift beetje bij beetje op. Een proces dat in een stroomversnelling is geraakt sinds 1994, toen een vooruitstrevende dominee zich afsplitste van de ‘oude kerk’ van Sommerfeld. Inmiddels is circa een kwart van de duizend dorpsbewoners lid van zijn ‘nieuwe kerk’.

Beide takken wonen in één dorp, maar het mentaliteitsverschil is groot. Zo leren de kinderen van de nieuwe kerk wél Spaans en brokkelt het taboe op sociaal contact met Paraguayanen af. Ook gebruikt de nieuwe kerk al een microfoon (elektriciteit!) tijdens de kerkdienst, wat in de oude kerk ondenkbaar is.

De Nederlandse Katarina Thijink-van der Vlugt is bestuurslid van de wereldwijde koepel van mennonieten, de MWC. Ze zegt dat de leden zelf hun balans moeten zoeken tussen vooruitgang en traditie. “Er zijn geen richtlijnen. Al leren we wel dat geloof en welvaart hand in hand kunnen gaan.”

Persoonlijk vindt de Enschedese de ‘weltfeindliche’ houding van sommige geloofsgenoten “beperkt. Ze zijn kennelijk alleen op het eigen zielenheil uit. Zo zien wij onze opdracht niet. Maar ik verwacht dat de koloniën in Paraguay elkaar op den duur aansteken in de vooruitgang. Je kunt je niet eeuwig blijven verstoppen voor moderne invloeden.”

De MWC heeft een levendige website. Geen probleem? “Welnee! Zonder internet is het niet te doen. Onze broeders en zusters wonen verspreid over 75 landen! Brieven schrijven is mooi werk, maar mail gaat gewoon vlotter. Niets belet je om als mennoniet met je tijd mee te gaan.”
-------------------------------------------------------------------------------------
Column

Een bezoek aan traditionele mennonieten in Paraguay biedt een fascinerend kijkje in een radicaal calvinistische cultuur.

Zaterdagavond, het barbecue-restaurant van J.E. Estigarribia, eat what you can. Een groot gezin komt binnen: vader in overall, moeder in bloemenjurk, sneeuwblonde zoontjes met scheiding en dochters met lange vlechten.

Algauw beginnen ze zonder omhaal te schrokken, gebogen over hun bord, mes en vork met vier vingers omklemd, zwijgend. Aan een andere tafel viert een groep jongeren stoïcijns een bruiloft, nu en dan opkijkend naar een televisie waarop de Braziliaanse versie van Big Brother te zien is. Eén jongen permitteert zich een biertje. Na het eten gaat de groep direct huiswaarts. Morgen is het immers weer vroeg dag in het dorp.

Etentje bruiloft

Mennonieten staan bekend om hun ijzeren arbeidsethos. En met recht. De fabriek van de coöperatie Sommerfeld doet niet aan vakantiedagen. Overwerk? Hoezo ‘over’?

Neem David Buhler, afdelingschef, die na een werkdag van dertien uur nog zo hyper is dat je je afvraagt wat hij ’s ochtends in zijn melk heeft gegooid. “Ik sta om 4.15 uur op om de koeien te melken, ben om zes uur hier en werk door zolang dat nodig is. Ook op zaterdag ja”, briest hij, terwijl hij het onaangekondigde bezoek nog even de fabriek laat zien om zeven uur ‘s avonds.

Tegen dit soort rücksichtsloze werkpaarden is het lastig opboksen voor de wellevende, katholieke Paraguayanen. “Ik vind de mennonieten geweldig. Ze creëren banen en ze hebben een ziekenhuis gebouwd,” zegt Waldimir Penayo.

“Ik snap wel dat ze bang voor ons zijn, want zij hebben ‘plata’ (geld, red.) en wij niet. Jammer, want ik zou graag zo’n blond meisje daten. Die huid, de ogen, prachtig!” Maar andere lokale Paraguayanen hekelen de “racistische” mennonieten en hun gebrekkige integratie.

Waldimir Penayo(midden): "Mennonieten geweldig" (voor de duidelijkheid: de muzikanten op de achtergrond zijn albino's, geen mennonieten)

Toch komt er langzaam meer contact tussenbeide, met dank aan de groei van de ‘nieuwe kerk’ in de kolonie Sommerfeld. Neem Wesley Bolt (16), verpakker in een meelfabriek van de nieuwe kerk. Een stoere jongen met pretoogjes die in zijn vrije tijd bier drinkt buiten de kolonie. “Liefst met Paraguayanen, want die zijn veel gezelliger.”

Zijn collega Edwin Braun (25), oude kerk, blijkt zo schuchter dat een praatje maken onbegonnen werk is. “Edwin mag thuis geen deodorant gebruiken”, zegt zijn Paraguayaanse chef. “Dat is onwerkbaar, want hij verpakt voedsel. Nu doet hij ‘s ochtends in de fabriek deo op, stiekem.”
-------------------------------------------------------------------------------------
Achtergrond

De wortels van de mennonieten in Paraguay gaan terug tot 16e-eeuws Nederland, Vlaanderen en Duitsland. Omdat ze daar werden vervolgd om hun geloof, trokken ze langzaam richting Rusland. Daar vluchtten ze rond 1900 voor het communisme, naar Canada.

Maar ook daar kwam de gewenste vrijstelling van de dienstplicht (mennonieten zijn pacifisten) onder druk te staan, net als hun recht op eigen onderwijs. Een deel ruilde de ijzige Canadese reservaten voor het snikhete Paraguay. Dat was onderbevolkt geraakt door een verwoestende oorlog en lokte de mennonieten met de belofte van vrijheid en grote stukken land.

maandag, december 08, 2008

Interview Cristovam Buarque

Geïnteresseerden in Braziliaans hoger onderwijs opgelet: het tijdschrift Transfer heeft deze maand een Brazilië-special. Daarin onder meer dit interview met oud-minister van Onderwijs Cristovam Buarque.
-------------------------------------------------------------------------------------
Universiteiten die zich afschermen voor internationalisering, verliezen op den duur hun bestaansrecht. Dat stelt de Braziliaanse senator Cristovam Buarque (64), oud-rector van de Universiteit van Brasilia, oud-onderwijsminister en één van de belangrijkste denkers over onderwijs in zijn land. “Over een jaar of dertig à vijftig vormen universiteiten één wereldwijd netwerk.”

Na het passeren van de veiligheidspoortjes van de ‘tweelingtorens’ van het Congresgebouw in Brasilia wacht het Nederlandse bezoek een tegenvaller. De senator is er niet op het afgesproken tijdstip. Hij is druk met een filmpje voor de zendtijd van politieke partijen, aldus zijn voorlichter.

Wat nu? Gelukkig wordt er naar goed Braziliaans gebruik snel een oplossing gevonden. We gaan de senator achterna in een glimmende dienstslee en treffen hem vijf kilometer verderop in een studio waar het interview alsnog kan beginnen.

Algauw blijkt dat internationalisering in het hoger onderwijs Buarque aan het hart gaat. “Het akkoord tussen Nuffic en Capes is erg belangrijk voor Brazilië. Ten eerste omdat we achterlopen bij Europa. We kunnen dus alleen maar beter worden van samenwerking."

"Ten tweede zie ik het als een nieuw stapje in een niet te stuiten ontwikkeling. Op middellange termijn komen universiteiten over de hele wereld met elkaar in contact te staan. Er ontstaat een universele ‘oceano cognos’ en we moeten onze kennis halen waar die is. Aan de andere kant zal het voor een Nederlandse biologiestudent makkelijker worden om een vak over de Amazone aan een Braziliaanse universiteit volgen.”

Buarque, in 2006 nog presidentskandidaat nadat hij drie jaar eerder door president Lula aan de kant was gezet als onderwijsminister, bespeurt onder Braziliaanse ho-instellingen “wil” en “besef van de noodzaak” om werk te maken van internationalisering. Wel vindt hij dat sommige vakgebieden nog onnodig huiverig zijn voor het accepteren van in het buitenland behaalde diploma’s.

“Vooral bij traditionele opleidingen als Geneeskunde of Rechten heerst een protectionistische houding. Het is vrijwel onmogelijk om buitenlandse diploma’s te laten erkennen.”

Om uitwisseling tussen Nederlandse en Braziliaanse instellingen te stimuleren vindt Buarque het “van groot belang” dat de overeenkomst tussen Nuffic en Capes uitmondt in een joint-degree-programma. Voorlopig deelt Brazilië die alleen met Frankrijk, Duitsland en Argentinië.

Braziliaanse studenten die met een beurs in het buitenland gaan studeren, doen dat doorgaans aan een Amerikaanse of Europese universiteit. Uit gegevens van de OCDE blijkt dat ruim 30 procent voor de VS kiest, gevolgd door Frankrijk, Spanje en Duitsland met elk bijna 10 procent.

Buarque, doctor in de Economie (Sorbonne), is blij dat hij zelf in Europa is gepromoveerd. Samenwerking met het “continent van onze wortels” vindt hij nog belangrijker dan met de VS en de rest van Latijns-Amerika. “Europese universiteiten hebben een meer open visie en een gevarieerder aanbod dan Amerikaanse instellingen.”

Volgens de oud-rector is de aantrekkingskracht van de VS onder Braziliaanse studenten bovenal een kwestie van faciliteiten. “Europa zou meer kunnen doen om buitenlands talent te lokken. De Amerikanen geven traditioneel veel meer beurzen dan Europa. Meer Engelstalig onderwijs zou ook helpen. De taalbarrière naar het Engels is voor Braziliaanse studenten kleiner dan naar Nederlands of Duits.”

Zodra Buarque over het onderwijs in eigen land komt te spreken, wordt de toon somberder. Hij vindt dat Brazilië nodig toe is aan een ‘onderwijsrevolutie’, een term waar de bevlogen senator weinig vrienden mee maakte binnen het gematigde kabinet Lula I.

“Ons hoger onderwijs staat er nog het beste voor. Maar het probleem is dat slechts een derde van de leerlingen de middelbare school afmaakt. En hun niveau is gemiddeld laag. Dat dwingt universiteiten de lat lager te leggen.”

Derhalve raadt hij buitenlandse studenten aan hun opleiding in Brazilië zorgvuldig te selecteren. “Onze universiteiten hebben goede opleidingen, maar niet één biedt louter hoge kwaliteit. Zelfs aan de gerenommeerde Universiteit van São Paulo zijn opleidingen afgekeurd.”

Het goede nieuws, zo stelt Buarque, is dat Braziliaanse ho-opleidingen strak en gedetailleerd geëvalueerd worden en dat de beoordelingen toegankelijk zijn op internet. Voor master- en PhD-opleidingen is dat de driejaarlijkse evaluatie van Capes.

Daarnaast wordt alle 2270 Braziliaanse ho-instellingen de maat genomen via de net vernieuwde kwaliteitsindex van het ministerie van Onderwijs, de zogeheten IGC. Deze houdt naast de bevindingen van Capes rekening met de kwaliteit van lagere opleidingen, laboratoria, bibliotheken, docentencorps, curricula en – een noviteit – de sociale impact van de opleiding.

“Zo wordt een extra punt toegekend aan medische opleidingen die een redelijk aantal artsen voor de basiszorg afleveren. Ik juich dat toe, want specialistenzorg voor de rijken heeft Brazilië genoeg,” zegt de linkse senator.

De eerste, voorlopige IGC-cijfers zijn echter kritisch ontvangen in het veld. Zo vindt de bekende onderwijsanalist Simon Schwartzman dat de index te veel criteria op een hoop gooit en daarmee zijn doel – inzicht geven in sterke en zwakke punten van ho-instellingen – voorbij schiet.

“Waar is het goed voor om te weten dat de Federale Universiteit van Rio de Janeiro 35e staat in de index? Helpt dat studenten die overwegen zich aan te melden voor Economie, Medicijnen, Lichamelijke Opvoeding of een PhD biofysica?”, vraagt hij zich retorisch af op zijn weblog.

Ook stelt Schwartzman dat de IGC de toegevoegde waarde van opleidingen niet blootlegt, omdat geen rekening wordt gehouden met het beginniveau van studenten. Dat geeft volgens hem een vertekening ten gunste van publieke instellingen, die door hun betere reputatie betere leerlingen aantrekken dan de privésector.

Terwijl buitenlandse kenniswerkers in Brazilië meestal op publieke universiteiten belanden, is ruim 80 procent van de Braziliaanse studenten aangewezen op privé-universiteiten. Vooral in de jaren negentig is hun aantal enorm gegroeid, een ontwikkeling die Buarque ondanks hun mindere kwaliteit als positief beschouwt. “Twintig jaar geleden was er in kleinere steden in het binnenland helemaal geen hoger onderwijs. Nu wel, en meestal zijn dat privé-instellingen.”

Onder de huidige Braziliaanse regering komt daar langzaam verandering in. Het aantal studieplekken aan federale universiteiten moet volgend jaar zijn verdubbeld tot 227.000 (ten opzichte van 2003), en daarbij is regionale spreiding het uitgangspunt.
“Een goede zaak, want veel te veel studenten stoppen uit geldgebrek voortijdig met hun studie”, zegt Buarque.

Vreemd genoeg zijn het in Brazilië vooral de rijkere studenten die profiteren van het goede gratis onderwijs van publieke universiteiten. De toelatingstoetsen zijn namelijk zo scherp dat kandidaat-studenten van de slechte openbare middelbare scholen er nauwelijks aan te pas komen tegen leerlingen van dure privéscholen.

Om deze scheve situatie te corrigeren heeft de regering voorgesteld de helft van de plekken op federale universiteiten te reserveren voor leerlingen van openbare middelbare scholen. Zo’n 20 procent van deze plekken wordt bestemd voor zwarte en indiaanse studenten, afhankelijk van de bevolkingssamenstelling van de betreffende Braziliaanse deelstaat. Het controversiële wetsvoorstel, dat Buarque als voorzitter van de onderwijscommissie door de senaat heeft gekregen, lijkt alleen muurvast te zitten in de Kamer van Afgevaardigden.

Vooruitlopend zijn meer dan zestig federale universiteiten op eigen houtje begonnen met selectie op basis van huidskleur. Uitgangspunt daarbij is de zelfperceptie van de kandidaat-student. Ofwel, wie zich zwart beschouwt, is zwart. Bij volkstellingen is dat ruim 5 procent van de Braziliaanse bevolking (zo’n 55 procent noemt zich blank en 40 procent halfbloed), maar dat percentage is aan de poort van de universiteit gestegen.

Tegenstanders van rasquota wijzen vaak op een relletje op Buarques Universiteit van Brasilia, die meedoet aan de positieve discriminatie. Toen zich daar een eeneiige tweeling met een zwarte vader en een blanke moeder aanmeldde als zwart, werd de ene broer op basis van een foto toegelaten, terwijl de ander te bleek werd bevonden door de ballotagecommissie.

“Dat was een misser die niets af doet aan de noodzaak van de wet”, verdedigt Buarque. “Het is goed dat meer Brazilianen zich zwart verklaren, dat bestrijdt het vooroordeel. Critici beweren ten onrechte dat kleur er niet toe doet in een gemêleerd land als Brazilië.

Maar hoeveel zwarte rectoren van universiteiten zijn er dan? Juist, nul. We moeten de kleur van onze elite zien te veranderen. Ik zou dat liever niet via quota doen, maar via goede openbare basis- en middelbare scholen. Maar dat gaat zeker twintig jaar duren.”

Zoals het een Braziliaanse politicus betaamt mag Buarque graag een vergelijking trekken met voetbal. “Brazilië heeft nog nooit een Nobelprijs gewonnen, maar we produceren de ene na de andere voetbalster. Hoe komt dat? Kijk, iedere Braziliaan, arm of rijk, heeft wel gelegenheid om een balletje te trappen. Maar lang niet iedereen kan naar een fatsoenlijke school. Voetbal laat zien wat mogelijk is op een gelijk speelveld.”