maandag, mei 05, 2008

Column Rio-São

Wie zich als bewoner van Rio de Janeiro opmaakt voor zijn eerste weekendje São Paulo, beleeft daar niet veel voorpret aan. Afgaande op hetgeen ik hier van mijn stadsgenoten hoor, is dat immers weinig meer dan een lelijke, chaotische betonzee waar je de hele dag in de file staat.

Inderdaad steekt het regenachtige woud van wolkenkrabbers op het eerste gezicht schril af bij Rio’s zonovergoten stranden en bossen. Maar al snel blijkt het pulserende São Paulo met zijn rijke cultuur- en nachtleven een verademing als je het ietwat dorpse Rio gewend bent.

De ‘paulistanos’ zien Rio als een prettige plaats om het weekend door te brengen, daar niet van. Maar erg serieus wordt de rivaal verder niet genomen.

Een grap wil dat ‘carioca’ (inwoner van Rio) indianentaal is voor ‘laat een klus niet tot morgen liggen als je deze vandaag door een paulistano kan laten opknappen.’ Horecaondernemer Peter van Voorst Vader: “In een restaurant waar ik in Rio 25 personeelsleden nodig had, kon ik in São Paulo af met twintig.”

Zie je wel, zo zal de trotse carioca met zijn eeuwige slippers aan de tenen zeggen, die paulistanos maken zich gewoon veel te druk.

En ja, waar het bestuur van São Paulo zich voorneemt komende jaren railverbindingen naar beide vliegvelden van de stad aan te leggen, lijkt zoiets in Rio een aangelegenheid voor de 22e eeuw.

Het verval walmt je tegemoet in de vieze, op gatenkaas lijkende straten van de vroegere hoofdstad. Dit jaar zijn al zeker tachtig carioca’s overleden aan een derdewereldziekte als de knokkelkoorts.

Toch is de ‘Cidade Maravilhosa’ (wondermooie stad) nog niet in de steek gelaten door haar Christusbeeld op de berg. Vol ongeloof ziet men in São Paulo hoe voor de kust van Rio het ene na het andere reusachtige olieveld wordt ontdekt, net achter de zeegrens tussen de deelstaten die de verdeling van miljarden aan royalty’s markeert.

Misschien heeft Onze-Lieve-Heer het wel iets te goed voor met deze stad die wel wat peper in de kont kan gebruiken.

Geen opmerkingen: